Isaiah 32

Gods profetie over Jeruzalem

‘Wee Jeruzalem, de stad van David. Jaar na jaar brengt u uw vele offers, maar Ik zal een zwaar gericht over u laten gaan. U zult huilen en veel verdriet hebben.

1Want Jeruzalem zal dan haar bijnaam, Vuuraltaar, eer aandoen: het zal een altaar worden dat bedekt is met bloed. 2Ik zal uw vijand zijn. Ik zal Jeruzalem omsingelen en haar belegeren met forten om haar te vernietigen, zoals eens David deed. 3Uw stem zal als een geest vanuit de aarde fluisteren als u zich onder de grond verstopt.

4Maar plotseling zullen uw meedogenloze vijanden worden weggedreven als kaf in de wind. 5In een oogwenk zal Ik, de Here van de hemelse legers, Mij op hen werpen met donder, aardbevingen, wervelwinden en vuur. 6Alle volken die Jeruzalem bestrijden, zullen als een droom verdwijnen! 7Zoals iemand die honger heeft van eten droomt, maar toch hongerig blijft, en iemand die versmacht van de dorst, over drinken droomt maar nog steeds dorst heeft als hij wakker wordt. Zo zullen uw vijanden dromen van een glorieuze overwinning en er geen behalen.’

8Verbaast u dat? Gelooft u het niet? Ga uw gang dan maar en wees blind als u dat wilt! U bent dronken, maar niet van het drinken. U waggelt, maar niet door de wijn! 9Want de Here heeft een geest van diepe slaap over u uitgegoten. Hij heeft uw ogen, dat zijn de profeten en uw geestelijke leiders, gesloten, 10zodat al deze toekomstige gebeurtenissen een gesloten boek voor hen zijn. Als u het aan iemand geeft die kan lezen, zegt hij: ‘Ik kan het niet lezen, want het is verzegeld.’ 11En als u het aan iemand geeft die niet kan lezen, zegt die: ‘Het spijt me, ik kan niet lezen.’

12En daarom zegt de Here: ‘Deze mensen eren God met de mond, maar in hun hart moeten zij niets van Mij hebben. Hun godsdienst is slechts door mensen opgelegd en aangeleerd. 13Daarom zal Ik de wijsheid van de wijze mensen wegnemen en het inzicht van de verstandigen benevelen.’

14Wee degenen die hun plannen voor God proberen te verbergen, die Hem niet op de hoogte stellen van hun doen en laten! ‘God kan ons toch niet zien,’ zeggen zij bij zichzelf. ‘Hij weet niet wat er aan de hand is!’ 15Wat halen zij zich toch in het hoofd! Is Hij, de pottenbakker, niet veel belangrijker dan de potten die Hij maakt? Durft u tegen Hem te zeggen: ‘Hij heeft ons niet gemaakt’?

16Binnenkort zal de wildernis van de Libanon een boomgaard zijn, een prachtig, weelderig woud. 17Op die dag zullen doven de woorden van de Schrift horen en vanuit hun diepe duisternis zullen blinden mijn plannen zien. 18De nederigen zullen blij zijn om de Here en de armen zullen juichen vanwege de Heilige van Israël. 19De gewelddadigen zullen verdwijnen en de spotters verstommen. Allen die slechte dingen beramen, zullen worden gedood, 20zij die er bij het minste of geringste op los slaan, die vanuit een hinderlaag de rechter die hen veroordeelde, overvallen en slaan en zij die elk excuus gebruiken om oneerlijk te zijn.

Copyright information for NldHTB